Arjo Wijnhorst kan door een spierziekte niet lopen: “Ik heb nooit de waarom-vraag gesteld”
Arjo en Imke

Arjo Wijnhorst kan door een spierziekte niet lopen: “Ik heb nooit de waarom-vraag gesteld”

Door een aangeboren spierziekte heeft Arjo Wijnhorst nooit kunnen lopen. Toch leerde hij van zijn ouders om alles positief te blijven benaderen en ging hij het leven aan, ondanks zijn handicap. Hij zette een landelijk platform op voor gehandicaptensport, is getrouwd en sinds kort ook trots vader. CIP.nl sprak met hem over de wijze waarop zijn leven verliep en tekende zijn bijzondere levensverhaal op in drie delen. Vandaag het eerste deel: “Ik ben nooit opstandig geweest.

Wanneer Arjo Wijnhorst in 1981 het levenslicht ziet, is het dolle vreugde in de pastorie van ds. Wijnhorst en zijn vrouw. Het is hun eerste kind en de eerste tijd lijkt alles heel normaal te zijn. Als hij wat ouder is, lukt het lopen echter niet. “Ik was al een jaar of twee en lopen lukte nog steeds niet. Uit de onderzoeken kwam niets naar voren en ze vertelden tegen mijn ouders dat ik waarschijnlijk gewoon een lui kind was. Ze moesten me maar extra stimuleren. Maar mijn ouders wisten dat dit niet de oorzaak was. Ze hadden gezien dat ik wel wilde maar niet kon. Uiteindelijk werd ik gediagnosticeerd met Spinale Musculaire Atrofie (SMA). Ik zou nooit gaan lopen.”

Ik heb gezien dat mijn ouders door hun geloof heel krachtig waren in de wijze waarop ze met ons gezin omgingen.

De boodschap dat Arjo nooit zal kunnen lopen heeft behoorlijk veel impact op zijn ouders. Bovendien zijn ze ook nog eens in verwachting van een tweeling. “De kans was relatief groot dat één van hen of allebei dezelfde spierziekte zouden hebben. Het is namelijk genetisch bepaald”, vertelt Arjo. “Na de geboorte bleek dat mijn broertje inderdaad dezelfde spierziekte had, maar ook nog eens in een zwaardere vorm. Mijn zusje had de ziekte niet.”

Voor de kersverse ouders breekt er een moeilijke periode aan. “Eerst krijgen ze een kind met een beperking en dan komt er nog een tweede achteraan. Bovendien bleek later ook nog eens dat mijn broertje een verstandelijke beperking had. Dat past niet in het ziektebeeld van onze spierziekte en stond er dan ook volledig los van. Toch bleven mijn ouders altijd positief. Daar ben ik door gevormd. Ik heb gezien hoe zij door hun geloof heel krachtig waren in de wijze waarop ze met ons gezin omgingen. Hun redenering was eenvoudig: we hebben drie prachtige kinderen van God gekregen, van wie er twee gehandicapt zijn, zij het de ene wat zwaarder dan de andere. Maar we gaan als gezin met en van elkaar genieten en kijken naar de mooie dingen die we hebben. We gaan kijken naar de dingen die we wel kunnen in plaats van naar de dingen die we niet kunnen.”

De houding van zijn ouders vormt ook Arjo, waardoor ook hij positief in het leven staat en uitgaat van wat er allemaal wél kan. “Ik weet nog dat ik het niet vervelend vond dat mijn vrienden konden voetballen en ik niet. Ik dacht dan al snel: maar zij kunnen niet rolstoelhockeyen en die sport is veel leuker. Natuurlijk heb ik wel eens een traan gelaten als ik iets niet kon. Maar ik heb eens aan mijn moeder gevraagd of ik veel huilde vroeger om mijn handicap. Ze zei tegen me: “Als jij alles bij elkaar een kwartier gehuild hebt om je handicap en de dingen die je daardoor niet kon, is dat al veel.” Het was voor mij iets normaals waar ik ingroeide. Bovendien zag ik dat mijn broertje nog veel minder kon, waardoor ik al snel dacht: wat heb ik nou te klagen?”

Mijn handicap was voor mij iets normaals waar ik ingroeide.

Arjo vertelt dat hun geloof in God zijn ouders kracht gaf als het wel eens moeilijk was. “Dat was een gigantische houvast voor hen. Ze geloofden dat God hen drie prachtige kinderen toevertrouwde en dat we als gezin hele mooie dingen zouden gaan meemaken. Bovendien geloofden ze dat God nooit dingen op hun pad zou brengen die te zwaar zijn. Het opvoeden van ons is echt zwaar voor ze geweest, maar ze beseften dat God hen kracht gaf. Ze hebben nooit met z’n tweeën moeten strijden met een onzekere toekomst voor ogen, ze hebben met z’n drieën gestreden. Dat is altijd hun kracht geweest. Ik merkte dat en ik zag dat, zeker als ik er achteraf op terugkijk. Mijn ouders gingen niet in een slachtofferrol zitten. Ze probeerden mij zo normaal mogelijk op te laten groeien.”

Dat ging soms behoorlijk ver, zo vertelt Arjo. Hij weet bijvoorbeeld nog dat hij als tiener soms best laat thuiskwam. “Dat doet natuurlijk bijna iedere tiener. Alleen mijn ouders moesten dan opblijven om mij op bed te leggen. Toch heb ik ze daar nooit over horen klagen. Ze waren doodop en moesten dan mij diep in de nacht nog helpen met naar bed gaan, maar ze deden het. Omdat ze wilden dat ik een leven kon leiden zoals al mijn vrienden. Daar móeten ze wel kracht voor hebben gekregen van boven. Ze deden zo ontzettend veel voor ons. Ze sleurden ons altijd overal naar toe. Alles kon, niets was te gek.”

Zelf noemde Arjo zich zijn hele leven christelijk. Toch veranderde er op een gegeven moment iets wezenlijks: “Ik geloofde wel in Jezus en noemde mezelf christen. Maar ik denk niet dat ik een relatie met Hem had. Hoewel ik zeker niet anti was, waren er andere dingen belangrijker voor me. Vrienden en voetbal kijken vond ik belangrijker. In 2008 ging ik op mezelf wonen en zocht ik een kerk waar ik mijn plekje kon vinden. Ik kwam in een baptistengemeente in Harderwijk terecht. Op een gegeven moment hoorde ik een preek die speciaal voor mij geschreven leek te zijn. Het ging over de vraag hoelang je in een grijs gebied kunt blijven en of er niet gekozen moest worden. Dat ging over mij. Ik leefde in dat grijze gebied. Ik was christen, maar aan de andere kant was ik in mijn doen en laten dat ook helemaal niet. Dat was voor mij een ommekeer. Ik besloot dat ik Jezus wilde volgen en met Hem samen mijn leven wilde leidde. Dat was het begin van mijn relatie met Hem. Van mijn kant dan, want van Gods kant was dat natuurlijk veel eerder.”

Ik was in die genezingsdienst helemaal niet met mezelf bezig.

Het meest unieke aan Arjo is misschien wel de positieve wijze waarop hij het leven leeft. Is hij dan nooit opstandig geweest naar aanleiding van zijn handicap? “Ik kan het niet mooier maken dan het is”, lacht hij. Misschien is juist dat wel zo uniek aan mijn verhaal. Ik ben nooit opstandig geweest. Ik heb nooit die waaromvraag gesteld. Als puber niet en ook als volwassene niet.”

Een bijzondere gebeurtenis illustreert deze houding van Arjo misschien nog wel het beste. Hij bezocht ooit samen met een aantal vrienden een genezingsdienst. “Tijdens die dienst ervaarde ik een soort rust. Natuurlijk, ik geloof dat God mij kan genezen. Maar weet je, ik geloof ook dat God mij en mijn handicap gebruikt ten goede, dat ik heel veel goede dingen kan doen door mijn handicap. Dat vind ik fantastisch mooi. Ik was in die dienst ook helemaal niet met mezelf bezig. Ik zag een andere jongen in een rolstoel naar voren gaan. Ik zag aan zijn houding dat hij wel die struggle had die ik niet heb. Ik ben toen heel veel voor hem gaan bidden en was niet met mezelf bezig. Ik bad tot God of Hij die jongen of dezelfde rust wilde geven als ik had óf hem wilde genezen en laten lopen. Ik gunde het die jongen enorm en was daar bewogen over. Mijn verdriet ging niet over mijn eigen handicap maar over dat hij niet wandelend naar buiten ging.”

Bron: cvandaag.nl
Foto: Kelly’s fotografie